Skip to main content
BlogRedactioneel

Verholen winstuitdeling; (dus) herinvesteringsreserve?

By 3 november 2023maart 11th, 2024No Comments

Vooraf: dit stuk is eerder (in aangepaste vorm) verschenen in het Belastingmagazine

In een recente zaak voor het Hof Amsterdam stond de vraag centraal of terecht een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting was opgelegd aan belastingplichtige X BV. Hoewel de formele geschilpunten (bijvoorbeeld de navorderingsbevoegdheid vanwege kwade trouw en de vraag of de vereiste aangifte is gedaan met omkering en verzwaring van de bewijslast) ook interessant zijn, ligt de focus in dit artikel alleen op de materiële aspecten van de zaak.

Het geschil draaide, los van de formele punten, om de kwalificatie van een transactie: de overdracht van onroerend goed aan de aandeelhouders. De kernvraag was of deze transactie als verkapte winstuitdeling moest worden beschouwd en, indien dat het geval was, of X BV voor de behaalde winst een herinvesteringsreserve kon vormen.

Nadat de rechtbank oordeelde dat X BV inderdaad een herinvesteringsreserve kon vormen, belandden de inspecteur en X BV uiteindelijk bij het Hof.

Het Hof Amsterdam concludeerde dat de overdracht van onroerend goed moest worden beschouwd als een winstuitdeling van €9,7 miljoen in het voordeel van de inspecteur. De inspecteur en X BV waren het oneens over de waarde van het overgedragen onroerend goed, waarbij de koopprijs €8,5 miljoen bedroeg. Het Hof oordeelde dat de eerdere taxatie door de rijkstaxateur van de Belastingdienst doorslaggevend was, waarbij de getaxeerde waarde €18,2 miljoen was. Het Hof vond deze taxatie aannemelijk na beoordeling van verschillende onderdelen en consistentie met informatie van derden en de belastingplichtige. Ook werden gebreken geconstateerd in de waardering van de belastingplichtige zelf.

Het Hof stelde vast dat de winstuitdeling gelijk was aan het verschil tussen €18,2 miljoen en €8,5 miljoen. Het concludeerde dat de vermogensverschuiving met de bedoeling om de aandeelhouders te bevoordelen plaatsvond, en dat zowel X BV als de aandeelhouders zich bewust waren van deze vermogensverschuiving en bevoordelingsbedoeling.

Wat betreft het herinvesteringsvoornemen kon X BV niet aantonen dat zij van plan was het volledige bedrag van de winstuitdeling te herinvesteren. Het Hof oordeelde dat er geen herinvesteringsvoornemen was, zelfs al exploiteerde X BV actief vastgoed en belegde zij in onroerend goed. Het Hof vond de eerdere investeringen in de jaren 2011-2013 geen herinvesteringen, omdat ze tot de voorraad van X BV gingen behoren of werden overgenomen van een andere vennootschap.

Kortom, het Hof oordeelde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd omdat X BV niet kon aantonen dat zij een herinvesteringsvoornemen had voor het bedrag van de winstuitdeling.

Belang voor de praktijk

Deze uitspraak heeft verschillende implicaties. Een belangrijk aandachtspunt is het herinvesteringsvoornemen, vooral bij transacties waar waardevolle activa aan aandeelhouders worden overgedragen. De fiscale gevolgen kunnen aanzienlijk zijn, zoals blijkt uit deze uitspraak. Het is essentieel om het herinvesteringsvoornemen zorgvuldig te documenteren en te onderbouwen om geschillen en hoge navorderingsaanslagen te voorkomen.

Bron: Hof Amsterdam, 6 juni 2023 (gepubliceerd op 25 oktober 2023), nr. 21/01631, ECLI:NL:GHAMS:2023:1946

Leave a Reply