Onlangs heeft de Kennisgroep Formeel Recht haar standpunt gepubliceerd over de verhouding tussen artikel 5.5 van de Wet open overheid (Woo) en artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). De centrale vraag hierbij is of een verzoek tot openbaarmaking of inzage op grond van artikel 5.5 Woo botst met de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR.
De Woo en artikel 5.5
Per 1 mei 2022 trad de Wet open overheid (Woo) in werking. Een belangrijk onderdeel van de Woo is artikel 5.5, dat natuurlijke en rechtspersonen de mogelijkheid biedt informatie op te vragen die betrekking heeft op henzelf. Indien een verzoek op basis van artikel 5.5 Woo wordt ingewilligd, wordt de gevraagde informatie enkel aan de verzoeker zelf verstrekt. Deze bepaling verschilt van de voorgaande Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waar dergelijke beperkingen niet bestonden.
De Woo versus AWR
De complexiteit ontstaat wanneer de vraag rijst hoe artikel 5.5 van de Woo zich verhoudt tot artikel 67 van de AWR. Artikel 67 AWR legt een strikte geheimhoudingsplicht op met betrekking tot fiscale gegevens. Dit artikel verbiedt het openbaar maken van gegevens die voortkomen uit of verband houden met belastingzaken van anderen, tenzij dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of de invordering van rijksbelastingen.
Standpunt kennisgroep
Volgens het standpunt van de Kennisgroep Formeel Recht heeft artikel 67 AWR voorrang boven artikel 5.5 van de Woo. Dit betekent dat bij de verstrekking van fiscale informatie, artikel 67 AWR de leidende wetgeving is. Fiscale gegevens kunnen alleen worden verstrekt op basis van de bepalingen in de AWR.
De argumentatie achter deze conclusie van de kennisgroep is gebaseerd op de wetstekst en de wetsgeschiedenis. Volgens de kennisgroep is artikel 67 AWR bedoeld als een specifieke regeling voor openbaarmaking en verstrekking met een uitputtend karakter. Het regelt niet alleen de openbaarmaking van fiscale gegevens, maar ook de verstrekking van dergelijke gegevens aan de betrokken persoon zelf. Deze regeling heeft voorrang boven de Woo, waarin artikel 5.5 als een vangnetbepaling wordt beschouwd voor het geval er geen uitputtende verstrekkingregeling beschikbaar is.
Volgens de kennisgroep is er jurisprudentie en literatuur die deze visie ondersteunen. Ook blijkt uit die jurisprudentie en literatuur dat artikel 67 AWR een uitputtende regeling is met betrekking tot zowel de openbaarmaking als de verstrekking van fiscale informatie, zoals ook blijkt uit een uitspraak van de Afdeling van 14 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM1041).
Belang voor de praktijk en ontwikkelingen
Ondanks de ogenschijnlijke complexiteit van de verhouding tussen de Woo en de AWR, concludeert de kennisgroep dat deze uiteindelijk niet zo complex is. Artikel 67 AWR, dat een strikte geheimhoudingsplicht met betrekking tot fiscale gegevens regelt, heeft prioriteit boven de bepalingen, met name artikel 5.5, van de Woo. Fiscale informatie kan volgens dit standpunt van de kennisgroep alleen worden verstrekt binnen de kaders van artikel 67 AWR.
Voor belastingplichtigen kan dit vaak onwenselijk zijn. Een zo volledig mogelijke inzage in het fiscaal dossier, bij voorkeur zo vroeg mogelijk, is immers in het belang van de belastingplichtige voor een goede bepaling van zijn rechtspositie. Ook kan vroegtijdige inzage voordelen bieden voor de efficiëntie van eventuele procedures en het werk van de Belastingdienst. Het recent aangenomen amendement van Omtzigt over het recht van een belastingplichtige of inhoudingsplichtige op inzage in zijn fiscale dossier (TK 36 418 nr. 110) wordt dan ook beschouwd als een stap in de juiste richting.