Skip to main content
BlogRedactioneel

Ambtelijk verzuim

By 31 oktober 2023maart 11th, 2024No Comments

Vooraf: dit stuk is eerder (in aangepaste vorm) verschenen in het Fiscaal adviesmagazine

De inspecteur kan onder specifieke voorwaarden een eerder vastgestelde aanslag corrigeren via zijn navorderingsbevoegdheid. Deze bevoegdheid is beperkt en aan voorwaarden gebonden om te voorkomen dat belastingplichtigen voortdurend worden geconfronteerd met aanvullende (navorderings-)aanslagen, zelfs nadat een aanslag definitief is geworden. Dit zou de rechtszekerheid van belastingplichtigen aantasten.

Een cruciale voorwaarde voor navordering is de aanwezigheid van een “nieuw feit”. Dit betreft informatie die de inspecteur niet bekend was en redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn bij het vaststellen van de oorspronkelijke aanslag. Het concept van het ambtelijk verzuim is nauw verbonden met deze voorwaarde, aangezien navordering niet mogelijk is bij ambtelijk verzuim, waar geen sprake is van een nieuw feit.

Recentelijk heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over het concept van het ambtelijk verzuim in een specifieke zaak.

De feiten van de zaak waren als volgt.

Mevrouw X verwierf in 2007 samen met haar broer en zus grond met gebouwen van hun ouders, onder voorbehoud van een pachtrecht voor het landbouwbedrijf van de moeder. In haar belastingaangifte voor 2007 gaf mevrouw X het onroerend goed aan in box 3.

In 2009 vond uitvoerig overleg plaats tussen de inspecteur en de ouders over de eerdere aankoop van de boerderij en de daaropvolgende verkoop aan de kinderen. Op 19 november 2009 bereikten de inspecteur en de ouders een compromis over de waarde van het onroerend goed in verpachte staat.

Op 2 februari 2014 beëindigde de moeder de pachtovereenkomst voor een deel van de grond, waarna deze aan een derde werd verpacht. In haar belastingaangifte voor 2014 gaf mevrouw X de verpachte onroerende goederen aan als vermogen in box 3.

In 2016 stopte de moeder met haar landbouwbedrijf en deden de ouders afstand van het pachtrecht.

Na onderzoek naar de belastingaangifte van de moeder voor 2016 merkte de inspecteur op dat de pachters in 2014 afstand hadden gedaan van hun pachtrechten, wat resulteerde in een waardestijging van de grond van verpachte staat naar de vrije waarde.

De inspecteur stelde dat het verpachte onroerend goed van mevrouw X niet in box 3 viel maar als ongebruikelijke terbeschikkingstelling (TBS) moest worden gekwalificeerd vanaf 2007 tot 2014. Hij legde een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2014 op, waarbij hij een resultaat uit overige werkzaamheden vaststelde van € 788.716.

Mevrouw X betoogde in beroep dat er geen nieuw feit was voor navordering.

De rechtbank en later het Hof waren het hiermee eens. De inspecteur ging in cassatie, en mevrouw X stelde incidenteel beroep in cassatie in.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de gegevens over de grondtransactie destijds in het dossier van mevrouw X hadden moeten worden opgenomen. Het nalaten hiervan was een ambtelijk verzuim dat navordering verhinderde. De beroepen in cassatie werden ongegrond verklaard.

Dit arrest benadrukt dat belastinggeschillen niet alleen op materiële gronden maar ook op formele gronden worden beslecht. Een zorgvuldige aanpak van de inspecteur is essentieel om ambtelijk verzuim te voorkomen. Het is de taak van belastingplichtigen om ervoor te zorgen dat het onderzoek nauwgezet wordt uitgevoerd in hun specifieke geval.

BRON: Hoge Raad 27 oktober 2023, 21/02394, ECLI:NL:HR:2023:1343

Leave a Reply