Skip to main content
BlogRedactioneel

Schending niet-betrokkenheidseis leidt tot proceskostenvergoeding

By 17 augustus 2023september 27th, 2023No Comments

De hoorplicht is in fiscale bezwaarprocedures een belangrijke op de inspecteur van de Belastingdienst rustende verplichting. Onder fiscalisten lijkt deze verplichting over het algemeen wel bekend.  Ook in de wetsgeschiedenis wordt het belang van de hoorplicht onderkend. Het belang van de hoorplicht zit onder meer in het feit dat een belanghebbende zijn bezwaren nog eens (beter) kan uitleggen, de inspecteur meer informatie krijgt en die verbeterde informatiepositie kan tot betere beslissingen leiden, uiteraard kan de hoorplicht er mogelijk ook voor zorgen dat (tijdens bezwaar) nog een oplossing gevonden wordt (en procedures bij de rechtbank voorkomen kan worden) en bovendien kan de naleving van de hoorplicht er (mogelijk) voor zorgen dat het vertrouwen in de overheid verbeterd wordt.

Reden te meer om een blog te publiceren over de hoorplicht tijdens fiscale bezwaarprocedures.

De wet bevat een aantal formeelrechtelijke uitgangspunten waar de hoorplicht aan moet voldoen.

Zo kan uit artikel 7:5 Awb onder meer worden afgeleid dat een belastingplichtige moet worden gehoord door een persoon die niet bij de voorbereiding van een (belasting)aanslag is betrokken. Indien de belastingplichtige door meerdere personen wordt gehoord is het nodig dat een meerderheid van deze personen, waaronder de persoon die het hoorgesprek leidt, niet bij de voorbereiding van de (belasting)aanslag is betrokken. Bij fiscale bezwaarprocedures kan onder omstandigheden van deze niet-betrokkenheidseis worden afgeweken.

Deze niet-betrokkenheidseis kwam in een recente uitspraak aan de orde. Dit betreft de uitspraak van 11 juli 2023 van het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:1405). In deze zaak komen verschillende onderwerpen aan bod. In dit geval sta ik echter alleen stil bij de niet betrokkenheidseis die ook in de zaak aan de orde kwam.

Gerechtshof Den Haag

De zaak ging als volgt.

Belanghebbende was tot 2016 enig aandeelhouder van B BV. B BV had op haar beurt alle aandelen in C BV. Met en/of via deze BV’s werden werkzaamheden verricht op het gebied van consultancy en de ontwikkeling van software. Op enig moment worden de aandelen in B BV vervreemd en ontstaat er onder meer een geschil over de hoogte van het inkomen uit aanmerkelijk belang.

De inspecteur besluit na een brievenwisseling een navorderingsaanslag op te leggen. De inspecteur besluit daarbij, nadat hij zich intern laat adviseren door een specialist formeel recht, geen boete op te leggen. In bezwaar vindt een hoorgesprek plaats waarbij diezelfde specialist formeel recht aanwezig is en actief deelneemt.

Uiteindelijk belanden partijen bij het gerechtshof.

Op basis van de gedingstukken en verklaringen ter zitting oordeelt het gerechtshof dat geen sprake is van een meerderheid van niet bij het bestreden besluit betrokken deelnemers. Het gerechtshof overweegt hierbij dat het geven van een formeelrechtelijk advies aan de behandelend ambtenaar, ter voorbereiding van een aanslag, kwalificeert als betrokkenheid bij de voorbereiding van het besluit. Uit de gedingstukken blijkt ook dat de specialist formeel recht vervolgens deelneemt aan het hoorgesprek. Ook kon worden vastgesteld dat er geen sprake was van een meerderheid van niet bij het bestreden besluit betrokken personen. Het gerechtshof oordeelt dan ook dat de niet betrokkenheidseis van artikel 7:5 Awb geschonden is. Het beroep is in zoverre dan ook gegrond.

Dan komt vervolgens de vraag welke gevolgen aan de schending door de Belastingdienst van die niet betrokkenheidseis van artikel 7:5 Awb verbonden moeten worden. Doet dat iets met de aanslag en/of beslissing op het bezwaar? Moet de aanslag bijvoorbeeld komen te vervallen? Of blijft het bij een lichtere ‘sanctie’ (bijvoorbeeld de veroordeling van de inspecteur van de Belastingdienst tot de vergoeding van de (forfaitaire) proceskosten van belanghebbende)?

Het gevolg dat het gerechtshof aan die schending verbindt, blijft echter beperkt tot de toekenning van een proceskostenvergoeding. Het gerechtshof gaat dus niet mee met de door belanghebbende aangevoerde primaire rechtsgevolg van de vernietiging van de navorderingsaanslag en rentebeschikking.

Belang voor de praktijk

Dat de hoorplicht is onderworpen aan allerlei randvoorwaarden is wel duidelijk. De niet betrokkenheidseis is er één van. Aan de belastingplichtige en gemachtigde de taak om er op te blijven letten dat aan die randvoorwaarden wordt voldaan. Ook de inspecteur heeft er belang bij dat aan die randvoorwaarden wordt voldaan. Door niet aan die randvoorwaarden te voldoen loopt de inspecteur immers het risico dat de belastingplichtige de bezwaarfase (nog) minder serieus neemt. Dat leidt tot meer werk voor de Belastingdienst en mogelijk (daarna) tot een proceskostenveroordeling of tot zwaardere rechtsgevolgen.

Meer weten? Neem contact op!

NB: dit artikel is ook in aangepaste vorm gepubliceerd op fiscaaltotaal.nl

Leave a Reply