Skip to main content
BlogRedactioneel

Immateriële schadevergoeding na schending redelijke termijn door de Belastingdienst?

By 2 september 2023september 27th, 2023No Comments

Op 10 juni 2011 heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak (met nummer 09/02639) het beginsel erkend dat een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend wanneer een fiscale procedure onredelijk lang duurt. Sindsdien zijn er meerdere uitspraken geweest waarin richtlijnen zijn vastgelegd met betrekking tot verschillende aspecten van het recht op een dergelijke vergoeding.

Vervolgens heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 een overzichtsuitspraak gedaan (met nummer 14/03907), waarin hij zijn beslissingen met betrekking tot immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken heeft samengevat, met uitzondering van zaken met betrekking tot bestuurlijke boetes.

Dit overzichtsarrest biedt waardevolle inzichten voor de praktijk. Hierna volgt een zeer beknopt overzicht van enkele relevante aspecten van de beslissingen van de Hoge Raad.

Basisprincipe: de redelijke termijn

Het fundamentele principe achter de toekenning van immateriële schadevergoeding is gebaseerd op het algemeen aanvaarde rechtsbeginsel van rechtszekerheid (dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens), wat impliceert dat fiscale geschillen binnen een redelijke termijn behandeld dienen te worden. Deze termijn begint te lopen vanaf het moment dat de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt en eindigt wanneer de rechter een uitspraak doet. Bij de beoordeling van de redelijke termijn moet niet alleen naar de verschillende fasen van het proces gedurende deze periode afzonderlijk worden gekeken, maar ook naar de totale duur van de procedure.

Uit het overzichtsarrest volgt dat de rechtbank doorgaans binnen twee jaar na het begin van de termijn een uitspraak moet doen. Dit betekent dat de bezwaar- en beroepsfase samen maximaal twee jaar mogen duren. Voor de hoger beroepsfase en cassatiefase geldt een vergelijkbare termijn van twee jaar na het instellen van het rechtsmiddel. Als de Hoge Raad de zaak terugverwijst, moet de verwijzingsrechter in principe binnen één jaar na de verwijzing een uitspraak doen.

Bijzondere omstandigheden en afwijkingen van termijnen

Bepaalde bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot verlenging of verkorting van de redelijke termijn. Verlenging kan bijvoorbeeld optreden in complexe zaken of als er vertraging wordt veroorzaakt door de belanghebbende of diens gemachtigde. Aan de andere kant kan verkorting gerechtvaardigd zijn in situaties waarin het belang van de betrokken partij in het geding is, zoals bij ernstige ziekte van de belanghebbende.

De in het overzichtsarrest genoemde termijnen houden reeds rekening met gebruikelijke vertragingen, zoals het toestaan van hersteltermijnen, vertragingen door wrakingsverzoeken en het horen van getuigen. In dergelijke gevallen wordt over het algemeen niet beschouwd als een bijzondere omstandigheid. Tegelijkertijd kan een snelle behandeling in een eerdere fase van het proces de termijnoverschrijding in een latere fase compenseren.

Toekenning van een immateriële schadevergoeding

Wanneer de redelijke termijn wordt overschreden, wordt doorgaans aangenomen dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van stress en frustratie. Of de ingediende rechtsmiddelen van de belanghebbende al dan niet gegrond zijn, is doorgaans niet van belang. Echter, in zaken met een zeer gering financieel belang kan de overschrijding van de redelijke termijn als een bijzondere omstandigheid worden beschouwd, waarbij een simpele vaststelling van de overschrijding volstaat.

De standaardvergoeding voor immateriële schade bedraagt in principe €500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden. Er kunnen echter omstandigheden zijn die een matigend effect hebben op deze vergoeding, zoals wanneer meerdere belanghebbenden gezamenlijk een zaak voeren.

Als zowel de bezwaar- als de beroepsfase samen zodanig lang duren dat de redelijke termijn wordt overschreden, moet de toekenning van immateriële schadevergoeding proportioneel worden verdeeld tussen het bestuursorgaan en de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie). Gewoonlijk wordt aangenomen dat de bezwaarfase een half jaar en de beroepsfase anderhalf jaar van de twee jaar beslaat.

Conclusie

Het is een bekend gegeven dat fiscale procedures vaak langer duren dan wenselijk is. Daarom is het waardevol om de relevante aspecten van immateriële schadevergoeding opnieuw in overweging te nemen. Het overzichtsarrest van 19 februari 2016 biedt hierbij een nuttige leidraad.

Meer weten? Neem dan contact op!

 

Leave a Reply