Skip to main content
Redactioneel

Hof Arnhem-Leeuwarden: lening via v.o.f. aan B.V. is een onzakelijke lening

By 6 november 2020No Comments

In rechtspraak komt de fiscale behandeling van de onzakelijke lening als thema aan de lopende band aan de orde. Zowel in de inkomstenbelastingsfeer als in de vennootschapsbelastingsfeer. Dit kan eenvoudig worden verklaard door het feit dat de vraag of een lening een onzakelijke lening betreft afhangt van de feiten en omstandigheden van het geval.

Hoewel de casusposities waarin dit thema naar voren komt er vaak één is waarbij een aandeelhouder een lening verstrekt aan een besloten vennootschap waarin deze een belang houdt en vice versa komen er ook casusposities voor die je niet direct zou verwachten.

Eén zo een casuspositie is die zich in het volgende arrest voordeed. Daarin kwam kort gezegd de vraag aan de orde of een lening die een vennoot via een vennootschap onder firma aan een besloten vennootschap (waarvan de vennoot ook aandeelhouder is) had verstrekt als onzakelijke lening diende te worden aangemerkt. Dit arrest bespreek ik in een recent op fiscaaltotaal.nl verschenen redactioneel. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8237.

In het kort concludeer ik voor de praktijk dat deze zaak ons leert dat ook indirecte geldverstrekkingen van een vennoot via een VOF aan een BV (waarin de vennoot een indirect belang heeft) onder omstandigheden als een onzakelijke lening kan worden aangemerkt. Ook dan is het van belang om bij iedere geldverstrekking te beoordelen of sprake is van het aanvaarden van een debiteurenrisico dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Dat zou kunnen betekenen dat er bijvoorbeeld additionele zekerheden moeten worden verzocht of dat andere stappen (heronderhandelen leningsovereenkomst et cetera) noodzakelijk zijn.

Dit is van belang omdat dit (later) het verschil kan betekenen tussen een aftrekbaar en niet-aftrekbaar afwaarderingsverlies.