Skip to main content
AlgemeenRedactioneel

Fraus legis en toch deels aftrekbaar

By 23 december 2022februari 12th, 2023No Comments

De vennootschapsbelasting kent diverse renteaftrekbeperkingsmaatregelen. Deze maatregelen kunnen in verschillende categorieën worden ingedeeld. Zo is er de categorie die relateert aan het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen (i.e., de leer van de schijnlening, bodemloze put lening en deelnemerschapslening). Ook is er de categorie maatregelen die in feite de buitenlandse grondslag beschermt en die niet bedoeld is als renteaftrekbeperking maar wel als zodanig uitwerkt (zoals de maatregel tegen doorstroomvennootschappen en die van de renteloze/ onzakelijk laagrentende lening met een looptijd van ten minste 10 jaar). Dan hebben we ook nog de categorie waarbij de “excessieve” rente aftrek moet worden voorkomen (i.e., de earningsstrippingwetgeving). Tot slot hebben we nog de categorie om winstdrainage door middel van besmette rechtshandelingen tegen te gaan (i.e., vgl. artikel 10a Wet Vpb).

Hoewel in de praktijk vaak wordt aangenomen dat met de invoering van met name die laatste renteaftrekbepaling de ruimte voor toepassing van fraus legis verdwenen is, blijkt onder meer uit de Credit Suisse arresten van 2017 dat dit niet het geval is. Een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland bevestigt dit.

Rechtbank Noord – Holland

In deze zaak wenste een Zweedse private equity-maatschappij in 2012 te investeren in M NV. De investering in of aankoop van de aandelen in M NV zou gefinancierd worden met leningen van diverse banken en enkele ondernemingen waarbij de dochter van de Zweedse maatschappij, X BV (belanghebbende), zou dienen als kopende entiteit.

Op 27 december 2012 koopt X BV de aandelen in de dochtermaatschappij van M NV, i.e., D BV. Buiten de genoemde financieringen van diverse banken en enkele ondernemingen verkrijgt X BV ook een lening van M NV.

Bij de rechtbank is aan de orde of en in hoeverre de rentekosten van in totaal € 7,7 miljoen over het jaar 2012/2013 en de gemaakte transactie- en financieringskosten in aftrek kunnen worden gebracht.

Bij de aanslagregeling neemt de inspecteur nog het standpunt in dat deze kosten (deels) niet aftrekbaar zijn toegestaan en stelt het belastbaar bedrag van X BV vast op € 9,5 miljoen. Na bezwaar accepteert de inspecteur alsnog de aftrek van een deel van de aankoopkosten en rentekosten op leningen en verlaagt de aanslag naar € 3,3 miljoen.

De rechtbank analyseert in een uitvoerige uitspraak de verschillende transacties die hebben plaatsgevonden en de leningen die zijn aangetrokken. De rechtbank oordeelt onder meer dat de leningen tussen M NV en X BV civielrechtelijk, en in beginsel dus ook fiscaalrechtelijk, als geldleningen moeten worden aangemerkt. De rechtbank overweegt verder dat geen sprake is van leningen die onder zodanige voorwaarden zijn aangegaan dat deze feitelijk functioneren als eigen vermogen. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de renteaftrek op de leningen ook niet wordt beperkt door art. 8 en 8b Wet VPB 1969 en de daarop gebaseerde rechtspraak. De rechtbank overweegt ook dat X BV ten aanzien van enkele leningen er in slaagt te bewijzen dat de anti winstdrainage regeling (artikel 10a Wet Vpb) de aftrek van rente niet beperkt nu er zakelijke redenen zijn voor de financiering. Voor enkele andere leningen (de zogenoemde “IC-loans”) oordeelt de rechtbank daarentegen dat de rente daarop in beginsel wel in aftrek wordt beperkt door diezelfde regeling van artikel 10a Wet Vpb. Over de thin cap regelgeving (die toen nog gold) overweegt de rechtbank dat deze niet tot een rentecorrectie leidt. Ten aanzien van de toepassing van fraus legis overweegt de rechtbank dat X BV weliswaar in fraudem legis heeft gehandeld, maar acht het evenredig dat een deel van de kosten wel in aftrek komen.

De rechtbank geeft X BV derhalve (deels) gelijk en oordeelt tot een aanvullende aftrek van € 1,5 miljoen voor rentekosten (i.e., die op een schuld waarmee de bestaande schulden van X BV waren geherfinancierd). Verder oordeelt de rechtbank tot een aanvullende aftrek van € 2,7 miljoen voor transactie- en financieringskosten.

De aanslag kan aldus niet in stand blijven en het belastbaar bedrag moet naar nihil worden verminderd. Verder stelt de rechtbank het verlies van X BV vast op € 917.018.

Deze uitspraak bevestig maar weer dat ondanks de diverse bestaande rente aftrekbeperkingen fraus legis nog steeds toepassing kan vinden.

Reeds gepubliceerd op fiscaaltotaal.nl, 19 december 2022

 

Leave a Reply