Skip to main content
BlogRedactioneel

Aanpassing en verduidelijking beleidsbesluit vennootschapsbelastingplicht stichtingen en verenigingen

By 27 september 2023maart 11th, 2024No Comments

Vooraf: dit stuk is eerder (in aangepaste vorm) verschenen in het Belastingmagazine

Voor de vennootschapsbelasting geldt dat verenigingen en stichtingen belastingplichtig zijn indien ze een materiële onderneming exploiteren. Een materiële onderneming is een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal die beoogt winst te behalen door deel te nemen aan het economische verkeer. De beoordeling van de vraag of er sprake is van een onderneming vereist een evaluatie van de aanwezige feiten en omstandigheden, waarbij niet op voorhand kan worden aangegeven welk aspect doorslaggevend is.

Deze kwestie leidt in de praktijk vaak tot discussies over de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen. Het is dan nuttig dat de staatssecretaris van Financiën verduidelijkt hoe de Belastingdienst het begrip “materiële onderneming” interpreteert. In het beleidsbesluit vennootschapsbelastingplicht stichtingen en verenigingen wordt deze zienswijze weergegeven. Vanaf 24 augustus 2023 zijn er aanpassingen en verduidelijkingen in dit beleidsbesluit verwerkt.

Wat meteen opvalt, is dat het nieuwe besluit van 24 augustus 2023 uitgebreider is.

Enkele opvallende zaken uit de recente wijzigingen en verduidelijkingen zijn:
– Het beleidsbesluit bevat nu specifiek beleid met betrekking tot het criterium ‘deelname aan het economische verkeer’ (onderdeel 2.2). Dit is begrijpelijk, aangezien de deelname aan het economische verkeer afhankelijk kan zijn van het type organisatie, zoals een stichting of een vereniging. Stichtingen worden waarschijnlijk eerder beschouwd als deelnemers aan het economische verkeer, aangezien zij geen leden hebben. Dit is echter niet altijd het geval.
– Het onderdeel over ‘winststreven’ is uitgebreid (onderdeel 2.3). Het besluit verduidelijkt onder meer in hoeverre het jaarverslaggevingsrecht als uitgangspunt kan worden genomen en in hoeverre rekening moet worden gehouden met fiscale winstbepalingsregels. Hoewel er wordt geprobeerd dit te verduidelijken, worden er ook de nodige voorbehouden gemaakt.
– In het onderdeel ‘winststreven en gesubsidieerde instellingen’ (onderdeel 2.3.1) is zowel verduidelijking als verruiming van het huidige beleid opgenomen. Het besluit verduidelijkt dat exploitatieoverschotten bij dergelijke instellingen anders worden beoordeeld met betrekking tot het begrip winststreven. Ook zijn de statutaire bepaling, contractuele afspraken en geldende subsidieregels van invloed op de vraag of er vennootschapsbelastingplicht bestaat.
– Het onderdeel over het concurrentiecriterium is geactualiseerd (onderdeel 3). De voorbeelden die in het vorige besluit met nummer CPP2005/2730M waren opgenomen, zijn komen te vervallen. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd met het vervallen van deze voorbeelden.
– Het nieuwe besluit bevat nu ook beleid over de regeling integrale belastingplicht (onderdeel 4 en bijlage I). Hierin wordt ingegaan op de voorwaarden voor de toepassing van integrale belastingplicht en hoe verzoeken om deze regeling worden behandeld. Ook wordt de mogelijke samenloop van de regeling integrale belastingplicht met de subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen behandeld.
– Tot slot is er nu ook een verduidelijking opgenomen van de vereisten waaraan een lichaam dat een sociaal belang behartigt moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de fictieve loonkostenaftrek (onderdeel 5). Hierbij geldt als extra vereiste dat de winst van het lichaam hoofdzakelijk (voor 70% of meer) moet worden behaald door de inzet van vrijwilligers.

Relevantie

Voor professionals die zich bezighouden met de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen is dit nieuwe beleidsbesluit essentieel. Het besluit zal een van de instrumenten zijn die de Belastingdienst hanteert om de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen te beoordelen. Dit besluit biedt stichtingen en verenigingen meer duidelijkheid over hun fiscale positie, waardoor zij naar verwachting weloverwogen beslissingen kunnen nemen.

Bron: Stcrt. 2023, 23036 (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-23036.html )

Leave a Reply