Skip to main content
AlgemeenBlogColumn

Afscheidsbonus geen aftrekbare voorziening maar niet aftrekbare verkoopkosten deelneming

By 20 juni 2022februari 12th, 2023No Comments

Uit het Baksteenarrest volgt dat een voorziening voor toekomstige uitgaven kan worden gevormd, indien die uitgaven hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan en ook overigens aan die periode kunnen worden toegerekend en terzake waarvan een redelijke mate van zekerheid bestaat dat zij zich zullen voordoen.

Kosten ter zake van de vervreemding van een deelneming vallen onder de deelnemingsvrijstelling. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat sprake moet zijn van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de geclaimde kosten en de verkoop van de deelneming. Van kosten ter zake van de vervreemding van een deelneming is sprake als zij worden opgeroepen door de vervreemding van de desbetreffende deelneming. De kosten zouden met andere woorden zonder die vervreemding niet zijn gemaakt.

In een recente zaak bij de rechtbank Gelderland ging een geschil over de vraag of bepaalde kosten (meer specifiek afscheidsbonussen aan personeel) op grond van het Baksteenarrest aftrekbaar waren dan wel niet aftrekbaar waren omdat die kosten als verkoopkosten ter zake van een deelneming moesten worden aangemerkt.

De casus

De Nederlandse vpb-plichtige X hield alle aandelen in een bv, een GmbH en een Amerikaanse Inc.. X vormde een fiscale eenheid met de bv. De aandelen in X werden gehouden door een houdster-vennootschap die op haar beurt door twee persoonlijke holdings werd gehouden in de verhouding 40:60.

X verkoopt de drie deelnemingen op 9 april 2015 voor ongeveer € 30 miljoen aan een Amerikaanse Corp. Na deze verkoop verstrekte X afscheidsbonussen aan het voltallige personeel van de bv, GmbH en Inc. van ruim € 1,5 miljoen. X wilde zo het personeel mee laten profiteren in de verkoopopbrengsten. De diensttijd, het salaris en het functioneren van de individuele werknemer bepaalde de omvang van de afscheidsbonus. Datzelfde personeel had over de jaren vóór de verkoop van de bv al bonussen ontvangen vanwege geleverde arbeidsprestaties.

X wilde de afscheidsbonussen aftrekken van haar fiscale winst, hetgeen de inspecteur weigerde. Er zou namelijk sprake zijn van niet aftrekbare verkoopkosten waar de deelnemingsvrijstelling op van toepassing was.

Uiteindelijk moest de rechtbank zich over de casus buigen.

Het oordeel

De rechtbank oordeelt dat X vóór de aandelenverkoop geen voorziening had kunnen vormen voor de afscheidsbonussen. X had namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij toen al het voornemen had om de afscheidsbonussen uit te keren. De rechtbank oordeelde bovendien dat een voorziening in een geval als in deze casus niet gevormd kon worden zonder medeweten van de koper. De toekomstige uitgaven van de bv werden immers gemaakt terwijl op het moment van de toekomstige uitgaven de koper de eigenaar van de bv was.

De rechtbank oordeelde in lijn met het standpunt van de inspecteur dat de uitkering van de bonussen niet had plaatsgevonden als de verkoop niet had plaatsgevonden. Vanwege dit rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de verkoop van de deelnemingen en de kosten van de afscheidsbonussen vallen de kosten onder de deelnemingsvrijstelling.

Belang voor de praktijk

Het feit dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat bij X een voldoende concreet voornemen bestond om het personeel mee te laten delen in de afscheidsbonussen en ter zake de kosten daarvan geen voorziening was gevormd en deze de koper niet bekend was (en niet op de overnamebalans was geplaatst) speelt X parten. Ik begrijp goed dat de rechtbank in deze casus niet mee wilde in het ‘achteraf’ alsnog vormen van een (fiscale) voorziening. Bedenk vóór een transactie en het doen van uitgaven goed wat de fiscale gevolgen zijn en bereid je tijdig voor. Dat de rechtbank, door de ruime uitleg van verkoopkosten van een deelneming, oordeelt dat de kosten niet aftrekbaar zijn is eveneens begrijpelijk.

Rechtbank Gelderland, 13-05-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2387

Reeds gepubliceerd in het Belastingmagazine, 9 juni 2022

Leave a Reply