Skip to main content
BlogRedactioneel

ABN AMRO Bank NV moet bankrelatie voortzetten

By 12 april 2023No Comments

Regelmatig worden wij benaderd door cliënten die te maken hebben met een opzegging van hun bankrelatie door hun bank binnen het kader of als gevolg van een niet afgerond klantenonderzoek. Een dergelijke opzegging gaat veelal gepaard met een blokkade van verschillende bankrekeningen en registraties op een of meer lijsten of registers (dit kunnen interne registers zijn of externe registers. Vaak heeft de opzegging ook nog tot gevolg dat een bank verstrekte leningen op de kortst mogelijke termijnen opeist.

Een bank kan echter niet zonder meer een bankrelatie beëindigen en registraties doen. Banken hebben namelijk een zorgplicht naar hun klanten. Klanten hebben die overigens ook naar hun bank toe (zie artikel 2 ABV).

Banken verwijzen vaak naar de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en/of de Wet op het financieel toezicht (Wft) als reden voor de opzegging van een bankrelatie.

De Wwft schrijft voor dat een bank cliëntenonderzoek moet doen en onderzoekt waar het geld van hun klant vandaan komt en waarvoor klanten het geld dat zij tot hun beschikking hebben gebruiken. De Wft legt de algemene zorgplicht voor banken vast en verplicht hen onder meer om te handelen in het belang van de klant.

Hoewel banken in beginsel een ruime contractsvrijheid hebben als het gaat om het aangaan en beëindigen van een bankrelatie is deze vrijheid niet onbegrensd. Recente uitspraken laten zien dat banken niet te lichtvaardig om moeten gaan met hun zorgplicht en rekening moeten houden met de belangen van hun klanten en niet zonder meer kunnen overgaan tot de beëindiging van een bankrelatie. Die zorgplicht van een bank naar haar klant toe geldt niet alleen als het gaat om consumenten. Zo heeft de Hoge Raad in de zaak Yin Yang uitgesproken dat banken op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten de verplichting kunnen hebben een betaalrekening aan te bieden.

Hof Amsterdam

Hoewel het banken in de praktijk regelmatig (door de rechtbank) wordt toegestaan om een bankrelatie te beëindigen zijn er ook uitspraken waarin de rechtbank dit (tijdelijk) verbiedt. Zelfs als er een verdenking is van betrokkenheid bij illegale activiteiten. Zo oordeelde het Hof Amsterdam bij uitspraak van 17 januari 2023 dat de ABN de bankrelatie met een groothandel (die verdacht werd van illegale activiteiten) moest voortzetten.

Deze zaak voor het Hof Amsterdam betrof een groep vennootschappen die bij de ABN bankiert. Eén van die vennootschappen exploiteert een groothandel die actief is in de productie, ontwikkeling en verkoop van tuinbouw- en aanverwante producten. Een andere vennootschap binnen de groep exploiteert een winkel die tuinproducten verkoopt aan consumenten. Van de groep maakt ook een vastgoedvennootschap deel. De directeur groot aandeelhouder houdt via zijn houdstermaatschappij aandelen in de groepsvennootschappen. Tussen de groep vennootschappen en de bank worden er al jaren gesprekken gevoerd over het terugdringen van contante stortingen op enkele door de groepsvennootschappen (waaronder de groothandel) aangehouden rekeningen. Gestreefd zou worden naar contante stortingen van minder dan 25% van de omzet. De groothandel slaagt niet in dat streven. Op enig moment (gedurende 2017) verzoekt de bank de contante stortingen terug te dringen tot 25% van de omzet, bij gebreke waarvan de bankrelatie zou worden heroverwogen. In augustus 2020 vraagt de bank nadere informatie op bij de groep. Hoewel daar aanvankelijk afhoudend op wordt gereageerd blijkt de groep op enig moment bereid om de bank in de gelegenheid te stellen de verlangde gegevens in te zien en vervolgens de gewenste facturen en overzichten te verstrekken. In maart 2022 wordt de bankrelatie toch opgezegd. Partijen belanden vervolgens bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter oordeelt in kort geding dat de bank de relatie mocht opzeggen en dat ook een afweging van de belangen van partijen geen aanleiding gaf tot het treffen van een voorziening.

In hoger beroep denkt het Hof daar echter anders over. Het Hof stelt vast dat de ABN geen concrete, door haar gestelde vragen heeft benoemd die onbeantwoord zijn gebleven. Ook is door de groep voldoende gemotiveerd gesteld dat maatregelen genomen zijn om te voorkomen dat de door de onderneming verhandelde producten worden gebruikt voor illegale activiteiten en om contante betalingen zo veel mogelijk terug te dringen. Het Hof oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er een acuut en onacceptabel gevaar bestaat voor illegale activiteiten. Een op de ABN rustende verplichting (ex artikel 5 lid 3 Wwft) om de rekening te beëindigen wordt door het Hof onvoldoende aannemelijk geacht. Het Hof oordeelt vervolgens dat de opzegbevoegdheid van de ABN op basis van de algemene bankvoorwaarden (zie artikel 35 ABV) en artikel niet aan toewijzing van een voorziening in kort geding in de weg staat.

Het Hof oordeelt dat de groep de kans moet krijgen om het geschil met de bank aan de bodemrechter voor te leggen. De ABN is (voorlopig) nog niet van de groep af en moet de bankrelatie (grotendeels) op de gebruikelijke wijze voortzetten totdat de bodemrechter uitspraak heeft gedaan en over het geschil heeft beslist.

Take away

Deze uitspraak van het Hof laat zien dat het de moeite waard kan zijn om hoger beroep in te stellen als de voorzieningenrechter van de rechtbank de opzegging van een bankrelatie door een bank niet verbiedt.

Als u te maken heeft met opzegging van de bankrelatie door uw bank op grond van de Wft- en/of Wwft, kunt u contact met ons opnemen.

Leave a Reply