Skip to main content
AlgemeenBlogColumn

Vereiste aangifte na een ‘verkeerde’ uitnodiging…

By 12 februari 2022februari 12th, 2023No Comments

Een belastingplichtige die door de inspecteur is uitgenodigd tot het doen van aangifte, moet niet zomaar aangifte doen. De belastingplichtige moet namelijk de ‘vereiste aangifte’ doen. Doet de belastingplichtige niet de vereiste aangifte dan kan deze onder meer de omkering en verzwaring van de bewijslast riskeren.

De omkering en verzwaring van de bewijslast betekent voor de belastingplichtige dat het niet meer de belastinginspecteur is die moet bewijzen dat de aanslag juist is maar dat de belastingplichtige moet bewijzen dat de opgelegde aanslag niet juist is. De ervaring leert dat deze omkering en verzwaring van de bewijslast de belastingplichtige in een lastige bewijspositie brengen en de belastingplichtige als gevolg daarvan in een geschil over een aanslag vaak het onderspit moet delven.

Toch verschijnen er regelmatig interessante uitspraken en berichten die de belastingplichtige bij een discussie over de vraag of de vereiste aangifte is gedaan hoop bieden.

VEREISTE AANGIFTE EN OMKERING EN VERZWARING VAN DE BEWIJSLAST: MEER RECHTSBESCHERMING GRAAG!

In een recente zaak voor de Hoge Raad kwam onder meer de vraag aan de orde of het Hof terecht had geoordeeld dat niet de vereiste aangifte was gedaan en omkering en verzwaring het gevolg was.

De belastingplichtige (een belastingadviseur) met een Thaise partner was ingeschreven in Thailand. Hij werkte en verbleef echter regelmatig in Nederland.

Op een zeker moment werd de belastingplichtige door de belastinginspecteur uitgenodigd om als buitenlands belastingplichtige aangifte voor de inkomstenbelasting te doen over de jaren 2011 tot en met 2014. Die aangiften werden ook ingediend. Desondanks werden voor die jaren aanslagen voor een binnenlands belastingplichtige opgelegd.

In de procedure die daarna volgde had het Hof in zijn uitspraak overwogen dat belastingplichtige fiscaal inwoner van Nederland was. Het feit dat belanghebbende in elk van de desbetreffende jaren ruim meer dan de helft van het jaar in Nederland verbleef in onder meer een in Nederland gelegen woning, met werkzaamheden omzet werden behaald uit het in Nederland verrichten van werkzaamheden voor in Nederland gevestigde klanten maakten dat belastingplichtige als binnenlands belastingplichtige werd aangemerkt.

Het Hof overwoog verder dat de bewijslast kon worden omgekeerd en verzwaard omdat belastingplichtige ten onrechte geen aangiften inkomstenbelasting als binnenlands belastingplichtige heeft gedaan. De gemiste belastingbedragen waren relatief en absoluut aanzienlijk en belastingplichtige had zich er bewust van moeten zijn dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Dat uitsluitend aangiftebiljetten als buitenlands belastingplichtige waren uitgereikt, maakte het oordeel niet anders.

De Hoge Raad overwoog daarentegen dat belastingplichtige was uitgenodigd om aangiften inkomstenbelasting te doen als buitenlands belastingplichtige en die ook waren gedaan. Dat belastingplichtige geen aangiften als binnenlands belastingplichtige heeft gedaan kon hem niet worden tegengeworpen omdat hij niet was uitgenodigd om als binnenlands belastingplichtige aangiften te doen. Van het niet doen van de vereiste aangiften was daarom geen sprake.

De stelling dat de vereiste aangifte niet is gedaan, gebruikt de inspecteur regelmatig om de bewijslast om te keren en te verzwaren. Bij de vereiste aangifte ontbreekt (anders dan bij de informatiebeschikking) een (directe en losse) rechtsingang om de rechtmatigheid daarvan te beoordelen. Het wordt lastig om verweer te voeren tegen de aanslag als de juistheid van de stelling dat de vereiste aangifte niet is gedaan niet in een vroeg stadium kan worden getoetst. Ervaring leert immers dat het regelmatig voorkomt dat hoge ambtshalve aanslagen worden opgelegd. Veel belastingplichtigen komen daardoor onnodig in nare schuldenposities terecht met alle gevolgen van dien ook hun gezinnen. De brief van de staatssecretaris van 31 januari 2022 aan de Tweede Kamer waarbij onder meer een minder harde aanpak van mensen die te laat hun aangifte indienen, is een stap in de goede richting.

Hoge Raad, 28 januari 2022, 21/00145, ECLI:NL:HR:2022:84

Reeds gepubliceerd in het Fiscaal Adviesmagazine, 2 februari 2022

Leave a Reply