Op 9 december 2019 is een interessante uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gepubliceerd over de vraag of door het (zeer) lichtzinnig procederen door de gemachtigde sprake is van ‘kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht’. De beantwoording van deze vraag zou van belang zijn voor een (eventuele) proceskostenveroordeling van belanghebbende in verband met de door de Inspecteur gemaakte proceskosten. Een goed moment om te reflecteren op dit fenomeen.
Ik heb dan ook recent een redactioneel hierover geschreven voor fiscaaltotaal.nl
In mijn redactioneel concludeerde ik dat belanghebbende in deze uitspraak van de rechtbank er met een beetje mazzel vanaf kwam. Hoewel het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard, hij vanwege de overschrijding van de redelijke termijn aanspraak maakte op een immateriële schadevergoeding en een bescheiden proceskostenvergoeding, kon het ook anders uitpakken. Er zijn immers legio andere uitspraken waarbij een rechtsmiddel wel tot negatieve consequenties leidde.