Het is inmiddels algemeen bekend dat er een zeer grote kans is dat het Verenigd Koninkrijk op 29 maart 2019 uit de EU zal treden. In een op fiscaaltotaal geplaatst artikel ga ik in op de vennootschapsbelastinggevolgen van de Brexit. Hierna een korte samenvatting.
Afhankelijk van het scenario van de Brexit, namelijk op basis van een akkoord met de EU of zonder een akkoord (deal or no deal), kunnen de vennootschapsbelastinggevolgen voor de Brexit anders uit pakken. Nu een meerderheid van het Brits parlement op 15 januari 2019 tegen goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord tussen het VK en de EU heeft gestemd, is de kans groot dat sprake zal zijn van een no-deal-Brexit. Inmiddels is al wel duidelijk dat het ministerie van Financien het vanwege de blijvende onduidelijkheid ten aanzien van het scenario van de Brexit wenselijk acht om te komen tot een vorm van (kortdurend) overgangsrecht in de fiscaliteit ingeval van een no deal.
Enkele mogelijke vennootschapsbelastinggevolgen van de Brexit zijn:
- Een Brexit heeft ook gevolgen voor de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting waarbij bijvoorbeeld een topmaatschappij of tussenmaatschappij in het VK is gevestigd. Zonder een Brexit-deal wordt een dergelijke fiscale eenheid van rechtswege verbroken.
- Let op! De verbreking van de fiscale eenheid kan onder meer gevolgen hebben op een recht op MIA, EIA of KIA.
- Bepaalde fiscale faciliteiten zullen in relatie tot het VK mogelijk minder snel van toepassing kunnen zijn. Het is waarschijnlijk dat in relatie tot in het VK gehouden deelnemingen en aldaar gelegen vaste inrichtingen het EU-recht minder beschermend uit zal pakken voor belastingplichtigen. De anti-misbruikmaatregelen die aan de deelnemingsvrijstelling of de objectvrijstelling in de weg staan zullen dan sneller van toepassing zijn.
- Een no-deal Brexit kan mogelijk tot gevolg hebben dat de inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting in minder gevallen van toepassing zal zijn. Zo kan het zijn dat de implementatie van de EU Moeder Dochterrichtlijn in de wetgeving in het VK teruggedraaid wordt. Ook zal een beroep op het EU recht in relatie tot het VK minder mogelijk zijn.
- Een no-deal-Brexit kan ook gevolgen hebben voor de toepassing van de Rente- en royaltyrichtlijn. Onder deze richtlijn mag geen bronbelasting worden geheven op rente of royaltybetalingen tussen groepsmaatschappijen die in EU-lidstaten gevestigd zijn, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In relatie tot het VK zal men dus moeten vertrouwen op een belastingverdrag en de huidige Nederlandse wetgeving.
- Bij een no-deal-Brexit zal uitstel van betaling bij (exit)heffingen minder snel mogelijk zijn of worden beëindigd nu de belastingschuldige (indien deze verhuist naar het VK) niet meer in de EU of EER gevestigd is.
- En zo zijn er nog meer potentiele gevolgen van een no-deal-Brexit te noemen.
Tot slot
Voor de vennootschapsbelasting zullen er nogal wat gevolgen te merken zijn bij een no-deal-Brexit. Hoewel het nog niet helemaal duidelijk is hoe de Brexit vorm zal krijgen, staat wel vast dat een Brexit en vooral een no-deal-Brexit ook voor de vennootschapsbelasting aanzienlijke gevolgen kan hebben. Het is dan ook van belang om tijdig voorzorgsmaatregelen te treffen, zoals het reorganiseren van de groepsstructuur of het anders vormgeven van bestaande financieringen. Hierbij zal onder meer bekeken moeten worden in hoeverre de nationale wetgeving of een belastingverdrag bescherming kunnen bieden tegen ongewenste gevolgen in de vennootschapsbelasting door de Brexit.
Bron: fiscaaltotaal