Het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ EU) heeft recentelijke een bijzondere uitspraak gedaan over de btw-behandeling van diensten die worden verricht door het hoofdhuis aan een vaste inrichting (11 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:196). Het HvJ EU heeft namelijk geoordeeld diensten die worden verricht aan de vaste inrichting door het hoofdhuis, die onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid, belastbaar zijn voor de btw.
Feiten en geschil
Danske Bank is een vennootschap die haar hoofdkantoor in Denemarken heeft. Het hoofdkantoor maakt onderdeel uit van een Deense fiscale eenheid voor de btw. Danske Bank verricht tevens activiteiten vanuit een in Zweden gevestigde vaste inrichting. Deze Zweedse vaste inrichting maakt geen onderdeel uit van de fiscale eenheid en kan ook geen onderdeel uitmaken van deze fiscale eenheid.
Dankse Bank maakt bij haar activiteiten gebruik van een gemeenschappelijk IT-platform. Voor het gebruik dat het Zweedse filiaal voor haar activiteiten in Zweden maakt van het platform, wijst het hoofdkantoor de kosten toe aan dat filiaal.
De vraag die in deze zaak aan de orde is, is of de vaste inrichting al dan niet als zelfstandig belastingplichtige moet worden aangemerkt nu het hoofdhuis onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid nu de vaste inrichting geen onderdeel kan uitmaken van deze fiscale eenheid.
Oordeel Hof van Justitie EU
Het HvJ EU oordeelt dat een dienst die wordt verricht door een hoofdkantoor aan vaste inrichting die gevestigd is in een andere lidstaat (dan het hoofdkantoor) slechts belastbaar is wanneer tussen het hoofdkantoor en de vaste inrichting een rechtsverhouding bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld.
Omdat de vaste inrichting geen onderdeel uitmaakt van de fiscale eenheid, maar het hoofdkantoor wel, kan de vaste inrichting voor btw-doeleinden niet worden geacht onderdeel uit te maken van het hoofdkantoor. Omdat het hoofdkantoor onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid moet voor de toepassing van de btw worden aangenomen dat de diensten worden verricht door de fiscale eenheid.
Het HvJ oordeelt dan ook dat voor de toepassing van de btw de vaste inrichting als zelfstandig belastingplichtige worden aangemerkt. De diensten die door het hoofdkantoor aan de vaste inrichting worden verricht, kwalificeren voor de btw als belastbare diensten.
Commentaar van de redactie
Dit arrest kan ingrijpende gevolgen hebben voor de Nederlandse praktijk. Op grond van het besluit Vaste Inrichting (Besluit van 17 december 2020, nr. 2020-25513, Stcrt. 62975) geldt op dit moment dat een hoofdhuis en een vaste inrichting voor de btw één belastingplichtige vormen, ook als het hoofdhuis onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid (waar de vaste inrichting geen onderdeel van uitmaakt). Dit standpunt is gebaseerd op een oordeel van de Hoge Raad (14 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD6434).
Zolang het beleid niet wordt gewijzigd kunnen Nederlandse belastingplichtige zich op dit beleid beroepen. Let wel dat de kans bestaat dat dit beleid (op korte termijn) wordt gewijzigd. Deze nieuwe visie kan nogal wat impact hebben zowel op de verschuldigdheid als op het recht op aftrek van voorbelasting. Het verdient dan ook aanbeveling om eventuele gevolgen zo snel mogelijk in kaart te brengen en voor te bereiden op een eventuele wetswijziging.
Heeft u vragen over dit artikel, neem dan contact met mij op.
Auteur: mr. N. Idrissi
Deze bijdrage is tevens gepubliceerd op de website van Fiscaal consult.