Uit rechtspraak van de Hoge Raad (zoals die van 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1715) volgt dat eventuele onrechtmatigheden in de wijze waarop bewijsmateriaal door de tipgever en/of de inspecteur van de Belastingdienst is verkregen, niet hoeft te leiden tot uitsluiting van dat bewijsmateriaal. De belastingrechter heeft in een verregaande vrijheid om zelfstandig, zonder bijvoorbeeld gebonden te zijn aan in een strafprocedure te maken afwegingen, te oordelen over de bruikbaarheid van hetgeen hem als bewijsmateriaal is voorgelegd.
In een recente zaak heeft de Belastingdienst tegen betaling informatie ontvangen van een tipgever over buitenlandse bankrekeningen van Nederlanders. De in deze procedure aan de belastingplichtige opgelegde belastingaanslagen zijn voor een deel opgelegd naar aanleiding van die gekochte informatie. Recent heb ik over deze uitspraak een artikel geschreven voor Fiscaal adviesmagazine! Het Hof krijgt ook in deze zaak namelijk de vraag voorgelegd of het door de Belastingdienst van de tipgever gekocht bewijsmateriaal, ook mocht worden gebruikt voor het opleggen van belastingaanslagen.
Hof Den Bosch, 19 november 2020, 17/00301, ECLI:NL:GHSHE:2020:3557
Dit uitgangspunt blijkt echter niet onverkort te gelden. De onbetrouwbaarheid van het bewijsmateriaal, twijfels over de betrouwbaarheid van de tipgever én gemaakte procedurele keuzes ten aanzien van het bewijsmateriaal kan namelijk gevolgen hebben voor het gebruik van dat bewijsmateriaal bij de navordering van belasting. In deze zaak heeft dit voor de belastingplichtige echter voor maar een deel iets opgeleverd. De navorderingsaanslagen en opgelegde boetes blijven namelijk voor een groot deel in stand.